Zeilen is een sport om te doen. Maar naast zelf in een boot zeilen is het ook fijn wat achtergrondkennis te hebben. Hieronder de eerste theoretische lessen om het zeilen te leren.
Als je op de afbeeldingen klikt worden ze groter.
De bovenstaande jeugdlessen kun je hier downloaden
De onderstaande lessen kun je hier als PDF downloaden om te printen.
Onderdelen van de boot
Hieronder de belangrijkste onderdelen van een tweemans zwaardboot. Natuurlijk heeft een boot nog veel meer onderdelen, maar dit zijn de belangrijkste.
Het is goed om alles bij zijn juiste naam te noemen, dan is er minder kans op verwarring als je met elkaar praat tijdens het zeilen.
Koersen
Hieronder de namen van de verschillende koersen die je kunt zeilen. Behalve in de wind, in de wind kun je natuurlijk niet zeilen.
Ook staat de stand van de zeilen ingetekend per koers. Dit is een basis uitgangspunt. Tijdens het zeilen zul je zien dat dit een uitgangspunt is en dat het bij sommige windsterkten en/of boottypen nog wel eens een beetje ander kan zijn. Maar het is een handig uitgangspunt:
- Hoe dichter je naar de wind zeilt, hoe strakker de zeilen.
- Hoe meer je met de wind mee zeilt, des te losser de zeilen.
Het zeil stellen
Je zeilt het snelste als de zeilen zo LOS mogelijk staan.
Als je aan het zeilen bent, ben je de continu bezig de zeilen te stellen. Schoot vieren en dan weer een klein stukje aantrekken. Hieronder staat een afbeelding van hoe dat er uit ziet.
Hoe moet een zeil ten opzichte van de wind staan?
- Het zeil staat te los:het klappert.
- Het zeil staat bijna goed: alleen aan de voorkant klappert (kilt) het zeil een beetje.
- Het zeil staat goed! Het klappert (kilt) nergens.
- Het zeil staat te strak. Controleer door te vieren tot 2, trek dan een stukje aan tot 3
Overstag
Overstag gaan is: de boot met de voorkant door de wind draaien.
1. Aan de wind zeilen: Overstag voorbereiden
- kijk om je heen naar andere boten
- bemanning overstag meedelen
- voorbereiden om te verplaatsen
2. Hoog aan de wind zeilen
- grootschoot een beetje aantrekken
- richting de wind sturen
- zelf beginnen te verplaatsen naar de nieuwe kant
3. In de wind
- Fok los
4. Zeilen vallen vol
- Grootschoot iets vieren
- fok aan
5. Aan de wind
- De goede koers sturen
- Rust aan boord herstellen
Gijp
Gijpen is: de boot met de achterkant door de wind draaien.
1. Stuur van ‘ruime wind’naar ‘voor de wind’
- Gewicht aan boord verplaatsen zodat de boot mooi rechtop blijft liggen
2. Stuur netjes voor de wind
- Netjes voor de wind valt de fok ‘dood’ achter het grootzeil (deze klappert doordat hij geen wind meer vangt)
- Neem eventueel een vast punt op de wal om heen te sturen
- De stuurman verplaatst naar de nieuwe kant
3. Gijp
- Waarschuw de bemanning
- Pak de hele grootschoot vast en trek het grootzeil over (bij grotere schepen wordt deze helemaal binnengehaald, bij ons kan dat de gehele bundel in één keer over)
- Corrigeer de eventuele beweging van de boot met sturen en met gewicht verplaatsing.
3. Vervolg je weg
- De gijp is gelukt, je kunt lekker verder zeilen waarheen je wilt.